Trésor heeft niets meer van zich laten horen, althans niet met een nieuw telefoonnummer. Intussen ben ik alweer vaker met het bevoegd gezag geconfronteerd. Waarbij het woord ‘bevoegd’ wat ambigu is.

We vliegen naar Kikwit voor een workshop. Op het vliegveld moesten, zoals altijd, in vijf hokjes de formaliteiten van het paspoort en de missieopdracht ingevuld worden. Dit neemt veel tijd, maar is nuttig omdat het register al snel tot voedsel voor de hongerige termieten dient. Na iedere afhandeling volgde ‘biertje, frisdrankje, koffietje?’, niet als aanbod maar als vraag. We betalen nooit.

Als we met de auto op weg zijn van Kikwit naar Djuma worden we een paar keer aangehouden. In Kikwit zelf al vragen ze de papieren van de immigratiedienst. Kun je jezelf identificeren, vraagt Monique. “Nee, mijn badge ligt op kantoor”. “Ga die dan maar eerst halen” en we reden verder. Onderweg vullen jongetjes de kuilen met zand, hangen er een touwtje voor en vragen geld. Als we uit zicht zijn, scheppen ze het zand weer uit de kuil, vermoed ik. Ook worden ergens door een echt officieel uitziende beambte alle papieren doorgepluisd. Hij vond iets, zijn ogen glinsterden van vreugde: op de verzekeringspapieren stond dat de auto voor 4 personen verzekerd was en we waren met vijf. Nee, zegt Monique, 4 passagiers, dus het klopt. Hij geloofde het niet maar Monique liet het hem zien. Hij draaide zich teleurgesteld om.

In Djuma was een echt bevoegde agent van de immigratiedienst naar Monique gekomen. Die zei dat het avond was en dat ze ging slapen. De volgende ochtend stond hij er weer. Hij had de Belgische coöperante gespot. Zij (advocate) wilde niet betalen omdat je volgens de wet in het land immigreert, niet in de provincie. Maar Monique wilde toekomstige problemen vermijden en betaalde.

Op de terugweg staken we met een door een prauw met motor voortgedreven veerpontje de Kwilu rivier over. Aan de overkant moesten we wachten op een gretige beambte van het Transportregime. Hij nam de paspoorten in, bestudeerde ze en riep iemand van de boot erbij. Ze keken opgelucht want er was een fout ontdekt: een paspoort was verlopen (geen sterke beschuldiging als je weet dat het al ambassade, vliegvelden en immigratiedienst gepasseerd is). Welk, wilden wij weten. Dat kon hij helaas niet zeggen en we moesten mee naar het bureau waar zijn chef over ons zou oordelen.

Intussen belde Monique’s collega de politiechef in de provinciale hoofdstad Bandundu (die hij kent). Hij gaf de telefoon meteen aan de ijverige beambte. Hij kreeg duidelijk op zijn kop maar gaf de paspoorten niet terug. Toen kwam heel toevallig iemand van de Belgische coöperatie aanrijden (de eerste auto die we zagen). We kennen hem goed. En hij kende het Transportregime weer goed want met hen leggen ze de wegen en veerponten aan. Weer liet de beambte zich niet kennen. Hij nam de paspoorten mee naar het bureau en wij bleven wachten. Na een tijdje kwam hij met de inspecteur terug. “Ik heb geen tijd gehad te controleren (met al die auto’s natuurlijk) maar ik denk dat het in orde is”. Ik vermoed dat er contact met de baas in Bandundu geweest was. Later in de auto bedankte de collega deze baas namelijk per telefoon.

Er steekt hier een ander verhaal achter, hoorde ik van de collega. De politiechefs en inspecteurs stellen mannetjes aan op punten waar verkeer langs komt. Zij mogen die onbetaalde positie houden als ze dagelijks 100 USD voor hem ophalen. Daarvan vangen ze dan een klein deel zelf. Dit systeem wordt piramidegewijs naar boven toegepast, tot en met de minister. Op ieder niveau blijft dus een klein deel achter van wat naar boven vloeit. Blanken zijn dan natuurlijk een fantastisch doelwit (denk weer aan de vreugde bij Trésor). Rijk en naïef, dus zeer verdacht. Etnisch profileren mag hier gewoon.